Translation meaning & definition of the word "prisoner" into Dutch language

noun

1. A person who is confined

• Especially a prisoner of war

synonym:
• prisoner
,
• captive

1. Een persoon die opgesloten is

• Vooral een krijgsgevangene

synoniem:
• gevangene
,
• gevangen

Examples of using

Tom was a prisoner of war for three years.

Tom was drie jaar krijgsgevangene.

The prisoner was found guilty.

De gevangene werd schuldig bevonden.

He ordered them to release the prisoner.

Hij beval hen de gevangene vrij te laten.

He is prisoner, but he is innocent.

Hij is gevangene, maar hij is onschuldig.

Tom was taken prisoner.

Tom werd gevangen genomen.

The prisoner who escaped is still at large.

De ontsnapte gevangene is nog steeds vrij.

The prisoner was set at liberty.

De gevangene werd vrijgelaten.

The prisoner died under torture.

De gevangene stierf onder marteling.

They were taken prisoner.

Ze werden gevangen genomen.

The police is searching for an escaped prisoner.

De politie zoekt een ontsnapte gevangene.

The prisoner was released.

De gevangene werd vrijgelaten.

The king ordered that the prisoner should be set free.

De koning beval dat de gevangene zou worden vrijgelaten.

He ordered them to release the prisoner.

Hij beval hen de gevangene vrij te laten.