Translation meaning & definition of the word "prim" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "prim" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Prim
[Prim]/prɪm/
verb
1. Assume a prim appearance
- "They mince and prim"
- synonym:
- prim
1. Neem een prim-uiterlijk aan
- "Ze hak en prim"
- synoniem:
- prim
2. Contract one's lips
- "She primmed her lips after every bite of food"
- synonym:
- prim
2. Samentrek je lippen
- "Ze maakte haar lippen klaar na elke hap voedsel"
- synoniem:
- prim
3. Dress primly
- synonym:
- prim ,
- prim up ,
- prim out
3. Kleed je primitief
- synoniem:
- prim ,
- voorbereiden ,
- prim uit
adjective
1. Affectedly dainty or refined
- synonym:
- dainty ,
- mincing ,
- niminy-piminy ,
- prim ,
- twee
1. Aangetast sierlijk of verfijnd
- synoniem:
- sierlijk ,
- fijnmaken ,
- niminy-piminy ,
- prim ,
- twee
2. Exaggeratedly proper
- "My straitlaced aunt anna doesn't approve of my miniskirts"
- synonym:
- priggish ,
- prim ,
- prissy ,
- prudish ,
- puritanical ,
- square-toed ,
- straitlaced ,
- strait-laced ,
- straightlaced ,
- straight-laced ,
- tight-laced ,
- victorian
2. Overdreven correct
- "Mijn gespannen tante anna keurt mijn minirokjes niet goed"
- synoniem:
- preuts ,
- prim ,
- prissy ,
- puriteins ,
- vierkant tenen ,
- gespannen ,
- door een zeestraat geregen ,
- rechtuit ,
- recht gelakt ,
- strak ,
- Victoriaans