Translation meaning & definition of the word "preaching" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "prediken" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Preaching
[Prediken]/priʧɪŋ/
noun
1. An address of a religious nature (usually delivered during a church service)
- synonym:
- sermon ,
- discourse ,
- preaching
1. Een adres van religieuze aard ( gewoonlijk bezorgd tijdens een kerkdienst )
- synoniem:
- preek ,
- discours ,
- prediken
2. A moralistic rebuke
- "Your preaching is wasted on him"
- synonym:
- sermon ,
- preaching
2. Een moralistische berisping
- "Uw prediking is aan hem verspild"
- synoniem:
- preek ,
- prediken
Examples of using
Jehovah's Witnesses are known for their door-to-door preaching.
Jehovah's Getuigen staan bekend om hun huis-aan-huisprediking.
He was preaching God's Word to a small group of believers.
Hij predikte Gods Woord tot een kleine groep gelovigen.
You're preaching to the choir.
Je predikt tot het koor.