Translation meaning & definition of the word "porch" into Dutch language

noun

1. A structure attached to the exterior of a building often forming a covered entrance

synonym:
• porch

1. Een structuur bevestigd aan de buitenkant van een gebouw dat vaak een overdekte ingang vormt

synoniem:
• veranda

Examples of using

The hare went out to the porch to scratch his balls. He thrust his paw - no balls there! Thus he fell down from the porch.

De haas ging naar de veranda om zijn ballen te krabben. Hij stak zijn poot - geen ballen daar! Zo viel hij van de veranda.

Tom sat on the porch reading the newspaper.

Tom zat op de veranda de krant te lezen.

Mary would often sit alone on the porch.

Mary zat vaak alleen op de veranda.