Translation meaning & definition of the word "populate" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "bevolken" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Populate
[Populeren]/pɑpjəlet/
verb
1. Inhabit or live in
- Be an inhabitant of
- "People lived in africa millions of years ago"
- "The people inhabited the islands that are now deserted"
- "This kind of fish dwells near the bottom of the ocean"
- "Deer are populating the woods"
- synonym:
- populate ,
- dwell ,
- live ,
- inhabit
1. Wonen of wonen
- Een inwoner zijn van
- "Mensen woonden miljoenen jaren geleden in afrika"
- "De mensen bewoonden de eilanden die nu verlaten zijn"
- "Dit soort vis woont vlakbij de bodem van de oceaan"
- "Herten bevolken het bos"
- synoniem:
- bevolken ,
- wonen ,
- leven ,
- bewonen
2. Fill with inhabitants
- "Populate the forest with deer and wild boar for hunting"
- synonym:
- populate
2. Vullen met bewoners
- "Bevolken het bos met herten en wilde zwijnen om te jagen"
- synoniem:
- bevolken