Translation meaning & definition of the word "polyglot" into Dutch language

noun

1. A person who speaks more than one language

synonym:
• linguist
,
• polyglot

1. Een persoon die meer dan één taal spreekt

synoniem:
• taalkundige
,
• polyglot

adjective

1. Having a command of or composed in many languages

• "A polyglot traveler"

• "A polyglot bible contains versions in different languages"

synonym:
• polyglot

1. Een beheersing of samenstelling in vele talen hebben

• "Een polyglot reiziger"

• "Een polyglotbijbel bevat versies in verschillende talen"

synoniem:
• polyglot

Examples of using

In the after-life, Tom became a polyglot. He speaks languages that are missing from the list of languages on Tatoeba, for example: Bashkir, Mari, Udmurt, and many others.

In het hiernamaals werd Tom een polyglot. Hij spreekt talen die ontbreken in de lijst met talen op Tatoeba, bijvoorbeeld: Bashkir, Mari, Udmurt en vele anderen.

A polyglot is someone who can read upside-down.

Een polyglot is iemand die ondersteboven kan lezen.

It doesn't require you to be a polyglot.

Je hoeft geen polyglot te zijn.