Translation meaning & definition of the word "plough" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "ploeg" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Plough
[Ploeg]/plaʊ/
noun
1. A group of seven bright stars in the constellation ursa major
- synonym:
- Big Dipper ,
- Dipper ,
- Plough ,
- Charles's Wain ,
- Wain ,
- Wagon
1. Een groep van zeven heldere sterren in het sterrenbeeld ursa major
- synoniem:
- Grote beer ,
- Dipper ,
- Ploeg ,
- Charles's Wain ,
- Wain ,
- Wagon
2. A farm tool having one or more heavy blades to break the soil and cut a furrow prior to sowing
- synonym:
- plow ,
- plough
2. Een landbouwwerktuig met een of meer zware bladen om de grond te breken en een groef te snijden voordat u gaat zaaien
- synoniem:
- ploeg ,
- ploegen
verb
1. Move in a way resembling that of a plow cutting into or going through the soil
- "The ship plowed through the water"
- synonym:
- plow ,
- plough
1. Bewegen op een manier die lijkt op die van een ploeg die in of door de grond snijdt
- "Het schip ploegde door het water"
- synoniem:
- ploeg ,
- ploegen
2. To break and turn over earth especially with a plow
- "Farmer jones plowed his east field last week"
- "Turn the earth in the spring"
- synonym:
- plow ,
- plough ,
- turn
2. Om de aarde te breken en om te draaien, vooral met een ploeg
- "Farmer jones ploegde vorige week zijn oostelijke veld"
- "Draai de aarde in de lente"
- synoniem:
- ploeg ,
- ploegen ,
- draaien