Translation meaning & definition of the word "past" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "verleden" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Past
[Verleden]/pæst/
noun
1. The time that has elapsed
- "Forget the past"
- synonym:
- past ,
- past times ,
- yesteryear
1. De tijd die is verstreken
- "Vergeet het verleden"
- synoniem:
- verleden ,
- verleden tijd ,
- jater jaar
2. A earlier period in someone's life (especially one that they have reason to keep secret)
- "Reporters dug into the candidate's past"
- synonym:
- past
2. Een eerdere periode in iemands leven ( vooral een periode dat ze reden hebben om geheim te houden )
- "Verslaggevers groeven in het verleden van de kandidaat"
- synoniem:
- verleden
3. A verb tense that expresses actions or states in the past
- synonym:
- past ,
- past tense
3. Een werkwoord gespannen die acties of toestanden uitdrukt in het verleden
- synoniem:
- verleden ,
- verleden tijd
adjective
1. Earlier than the present time
- No longer current
- "Time past"
- "His youth is past"
- "This past thursday"
- "The past year"
- synonym:
- past
1. Eerder dan nu
- Niet meer actueel
- "Tijd voorbij"
- "Zijn jeugd is voorbij"
- "De afgelopen donderdag"
- "Het afgelopen jaar"
- synoniem:
- verleden
2. Of a person who has held and relinquished a position or office
- "A retiring member of the board"
- synonym:
- past(a) ,
- preceding(a) ,
- retiring(a)
2. Van een persoon die een functie of kantoor heeft bekleed en afgestaan
- "Een gepensioneerd lid van de raad"
- synoniem:
- verleden ( a ) ,
- voorafgaand aan ( a ) ,
- met pensioen gaan ( a )
adverb
1. So as to pass a given point
- "Every hour a train goes past"
- synonym:
- by ,
- past
1. Om een bepaald punt te passeren
- "Elk uur gaat er een trein voorbij"
- synoniem:
- door ,
- verleden
Examples of using
They've been at sea for the past three weeks.
Ze zijn de afgelopen drie weken op zee geweest.
The representatives of the elite continue to think according to the categories of the past.
De vertegenwoordigers van de elite blijven denken volgens de categorieën uit het verleden.
The car raced past the farm.
De auto reed langs de boerderij.