Translation meaning & definition of the word "password" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "wachtwoord" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Password
[Wachtwoord]/pæswərd/
noun
1. A secret word or phrase known only to a restricted group
- "He forgot the password"
- synonym:
- password ,
- watchword ,
- word ,
- parole ,
- countersign
1. Een geheim woord of zin die alleen bekend is bij een beperkte groep
- "Hij vergat het wachtwoord"
- synoniem:
- wachtwoord ,
- woord ,
- voorwaardelijke vrijlating ,
- medeondertekenen
Examples of using
He now has the password.
Hij heeft nu het wachtwoord.
Attention! Your new password and confirmation password do not match. Please confirm and try again.
Aandacht! Uw nieuwe wachtwoord en bevestigingswachtwoord komen niet overeen. Bevestig en probeer het opnieuw.
I need the password.
Ik heb het wachtwoord nodig.