Translation meaning & definition of the word "passenger" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "passagier" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Passenger
[Passagier]/pæsənʤər/
noun
1. A traveler riding in a vehicle (a boat or bus or car or plane or train etc) who is not operating it
- synonym:
- passenger ,
- rider
1. Een reiziger die in een voertuig rijdt ( een boot of bus of auto of vliegtuig of trein enz. ) die het niet bedient
- synoniem:
- passagier ,
- rijder