Translation meaning & definition of the word "partnership" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "partnerschap" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Partnership
[Partnerschap]/pɑrtnərʃɪp/
noun
1. The members of a business venture created by contract
- synonym:
- partnership
1. De leden van een zakelijke onderneming die contractueel is opgericht
- synoniem:
- partnerschap
2. A cooperative relationship between people or groups who agree to share responsibility for achieving some specific goal
- "Effective language learning is a partnership between school, teacher and student"
- "The action teams worked in partnership with the government"
- synonym:
- partnership
2. Een samenwerkingsrelatie tussen mensen of groepen die ermee instemmen de verantwoordelijkheid te delen voor het bereiken van een specifiek doel
- "Effectief leren van talen is een partnerschap tussen school, leraar en student"
- "De actieteams werkten samen met de overheid"
- synoniem:
- partnerschap
3. A contract between two or more persons who agree to pool talent and money and share profits or losses
- synonym:
- partnership
3. Een contract tussen twee of meer personen die ermee instemmen talent en geld te bundelen en winsten of verliezen te delen
- synoniem:
- partnerschap
Examples of using
They agreed to form a joint partnership.
Ze kwamen overeen om een gezamenlijk partnerschap te vormen.
That experience guides my conviction that partnership between America and Islam must be based on what Islam is, not what it isn't. And I consider it part of my responsibility as President of the United States to fight against negative stereotypes of Islam wherever they appear.
Die ervaring leidt mijn overtuiging dat partnerschap tussen Amerika en de islam gebaseerd moet zijn op wat de islam is, niet op wat het niet is. En ik beschouw het als een deel van mijn verantwoordelijkheid als president van de Verenigde Staten om te vechten tegen negatieve stereotypen van de islam, waar ze ook verschijnen.