Translation meaning & definition of the word "parent" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "ouder" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Parent
[Ouder]/pɛrənt/
noun
1. A father or mother
- One who begets or one who gives birth to or nurtures and raises a child
- A relative who plays the role of guardian
- synonym:
- parent
1. Een vader of moeder
- Iemand die verwekt of iemand die een kind baart of koestert en opvoedt
- Een familielid dat de rol van voogd speelt
- synoniem:
- ouder
2. An organism (plant or animal) from which younger ones are obtained
- synonym:
- parent
2. Een organisme ( plant of dier ) waaruit jongeren worden verkregen
- synoniem:
- ouder
verb
1. Bring up
- "Raise a family"
- "Bring up children"
- synonym:
- rear ,
- raise ,
- bring up ,
- nurture ,
- parent
1. Ter sprake brengen
- "Een gezin grootbrengen"
- "Kinderen opvoeden"
- synoniem:
- achter ,
- verhogen ,
- ter sprake brengen ,
- koesteren ,
- ouder
Examples of using
Sooner or later, every parent has to have a talk with their children about the birds and the bees.
Vroeg of laat moet elke ouder met zijn kinderen praten over de vogels en de bijen.
It was a mistake for such a young parent to have, and raise a child.
Het was een vergissing voor zo'n jonge ouder om een kind te krijgen en groot te brengen.
When you're a parent it's important to set a good example for your children.
Als je een ouder bent, is het belangrijk om een goed voorbeeld te geven aan je kinderen.