Translation meaning & definition of the word "ownership" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "eigendom" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Ownership
[Eigendom]/oʊnərʃɪp/
noun
1. The relation of an owner to the thing possessed
- Possession with the right to transfer possession to others
- synonym:
- ownership
1. De relatie van een eigenaar met het bezetene
- Bezit met het recht om bezit aan anderen over te dragen
- synoniem:
- eigendom
2. The act of having and controlling property
- synonym:
- possession ,
- ownership
2. Het hebben en controleren van eigendom
- synoniem:
- bezit ,
- eigendom
3. The state or fact of being an owner
- synonym:
- ownership
3. De staat of het feit dat je eigenaar bent
- synoniem:
- eigendom
Examples of using
They disputed the ownership of the land for years.
Ze betwistten jarenlang het eigendom van het land.