Lingvanex Tranalator

Translator for


translation app

Lingvanex - your universal translation app

Translator for

Download For Free

Translation meaning & definition of the word "own" into Dutch language

Vertaling betekenis & definitie van het woord "eigen" in de Nederlandse taal

EnglishDutch

Own

[Eigendom]
/oʊn/

verb

1. Have ownership or possession of

  • "He owns three houses in florida"
  • "How many cars does she have?"
    synonym:
  • own
  • ,
  • have
  • ,
  • possess

1. Eigendom of bezit hebben

  • "Hij bezit drie huizen in florida"
  • "Hoeveel auto's heeft ze?"
    synoniem:
  • eigen
  • ,
  • hebben
  • ,
  • bezitten

adjective

1. Belonging to or on behalf of a specified person (especially yourself)

  • Preceded by a possessive
  • "For your own use"
  • "Do your own thing"
  • "She makes her own clothes"
  • "`ain' is scottish"
    synonym:
  • own(a)
  • ,
  • ain

1. Behorend tot of namens een bepaalde persoon ( vooral uzelf )

  • Voorafgegaan door een bezitterig
  • "Voor eigen gebruik"
  • "Doe je eigen ding"
  • "Ze maakt haar eigen kleren"
  • "Ain' is schots"
    synoniem:
  • eigen ( a )
  • ,
  • is

Examples of using

Pick on somebody your own size, you bully.
Kies iemand van je eigen maat, pestkop.
Tom rolls his own cigarettes.
Tom rolt zijn eigen sigaretten.
He who doesn't know foreign languages, doesn't know his own.
Hij die geen vreemde talen kent, kent de zijne niet.