Translation meaning & definition of the word "overboard" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "overboord" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Overboard
[Overboord]/oʊvərbɔrd/
adverb
1. To extremes
- "He went overboard to please his in-laws"
- synonym:
- overboard
1. Tot het uiterste
- "Hij ging overboord om zijn schoonfamilie te behagen"
- synoniem:
- overboord
2. From on board a vessel into the water
- "They dropped their garbage overboard"
- synonym:
- overboard
2. Van aan boord van een schip in het water
- "Ze hebben hun afval overboord laten vallen"
- synoniem:
- overboord
Examples of using
He fell overboard and was drowned.
Hij viel overboord en verdronk.
John sometime goes overboard in drinking.
John gaat soms overboord in drinken.