Translation meaning & definition of the word "outbreak" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "uitbraak" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Outbreak
[Uitbraak]/aʊtbrek/
noun
1. A sudden violent spontaneous occurrence (usually of some undesirable condition)
- "The outbreak of hostilities"
- synonym:
- outbreak ,
- eruption ,
- irruption
1. Een plotseling gewelddadig spontaan voorval ( gewoonlijk met een of andere ongewenste aandoening )
- "Het uitbreken van de vijandelijkheden"
- synoniem:
- uitbraak ,
- uitbarsting ,
- irruptie