Translation meaning & definition of the word "ordain" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "ordain" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Ordain
[Ordain]/ɔrden/
verb
1. Order by virtue of superior authority
- Decree
- "The king ordained the persecution and expulsion of the jews"
- "The legislature enacted this law in 1985"
- synonym:
- ordain ,
- enact
1. Bevel op grond van superieure autoriteit
- Decreet
- "De koning wijdde de vervolging en verdrijving van de joden"
- "De wetgever heeft deze wet in 1985 aangenomen"
- synoniem:
- ordain ,
- vaststellen
2. Appoint to a clerical posts
- "He was ordained in the church"
- synonym:
- ordain ,
- consecrate ,
- ordinate ,
- order
2. Benoemd tot administratief medewerker
- "Hij werd in de kerk geordend"
- synoniem:
- ordain ,
- wijden ,
- ordenen ,
- bestellen
3. Invest with ministerial or priestly authority
- "The minister was ordained only last month"
- synonym:
- ordain
3. Investeer met ministerieel of priesterlijk gezag
- "De minister is pas vorige maand geordend"
- synoniem:
- ordain
4. Issue an order
- synonym:
- ordain
4. Geef een bestelling uit
- synoniem:
- ordain