Translation meaning & definition of the word "orchestra" into Dutch language

noun

1. A musical organization consisting of a group of instrumentalists including string players

synonym:
• orchestra

1. Een muzikale organisatie bestaande uit een groep instrumentalisten waaronder strijkers

synoniem:
• orkest

2. Seating on the main floor in a theater

synonym:
• orchestra

2. Zitplaatsen op de begane grond in een theater

synoniem:
• orkest

Examples of using

Who is conducting the orchestra tonight?

Wie dirigeert het orkest vanavond?

What compositions will the orchestra play tonight?

Welke composities speelt het orkest vanavond?

In the year 100, he directed an orchestra in Bamberg.

In het jaar 100 regisseerde hij een orkest in Bamberg.

The orchestra is playing.

Het orkest speelt.

All the orchestra were pleased with their success.

Al het orkest was blij met hun succes.

This is the fifth concert by this orchestra.

Dit is het vijfde concert van dit orkest.

I'm going to join the school orchestra.

Ik ga naar het schoolorkest.

In the year 1808, he directed an orchestra in Bamberg.

In 1808 leidde hij een orkest in Bamberg.

In the year 1808, he directed an orchestra in Bamberg.

In 1808 leidde hij een orkest in Bamberg.