Translation meaning & definition of the word "operator" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "exploitant" in Nederlandse taal
English⟶Dutch
Operator
[Operator]/ɑpəretər/
noun
1. (mathematics) a symbol or function representing a mathematical operation
- synonym:
- operator
1. ( wiskunde ) een symbool of functie die een wiskundige bewerking vertegenwoordigt
- synoniem:
- operator
2. An agent that operates some apparatus or machine
- "The operator of the switchboard"
- synonym:
- operator ,
- manipulator
2. Een agent die een apparaat of machine bedient
- "De operator van het schakelbord"
- synoniem:
- operator ,
- manipulator
3. Someone who owns or operates a business
- "Who is the operator of this franchise?"
- synonym:
- operator
3. Iemand die een bedrijf bezit of runt
- "Wie is de operator van deze franchise?"
- synoniem:
- operator
4. A shrewd or unscrupulous person who knows how to circumvent difficulties
- synonym:
- hustler ,
- wheeler dealer ,
- operator
4. Een slimme of gewetenloze persoon die weet hoe hij moeilijkheden moet omzeilen
- synoniem:
- oplichter ,
- wheeler dealer ,
- operator
5. A speculator who trades aggressively on stock or commodity markets
- synonym:
- operator
5. Een speculant die agressief handelt op aandelen- of grondstoffenmarkten
- synoniem:
- operator
Examples of using
The ship's captain ordered the radio operator to send a distress signal.
De kapitein van het schip beval de radio-operator een noodsignaal te sturen.
The operator told me to hang up and wait for a moment.
De telefoniste zei dat ik moest ophangen en even moest wachten.
Tom became good friends with the elevator operator in their hotel.
Tom raakte goed bevriend met de liftoperator in hun hotel.