Translation meaning & definition of the word "opener" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "opener" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Opener
[Opener]/oʊpənər/
noun
1. The first event in a series
- "She played chopin for her opener"
- "The season's opener was a game against the yankees"
- synonym:
- opener
1. Het eerste evenement in een serie
- "Ze speelde chopin voor haar opener"
- "De opener van het seizoen was een wedstrijd tegen de yankees"
- synoniem:
- opener
2. A person who unfastens or unwraps or opens
- "Children are talented undoers of their shoelaces"
- synonym:
- undoer ,
- opener ,
- unfastener ,
- untier
2. Een persoon die losmaakt of uitpakt of opent
- "Kinderen zijn getalenteerde ondergang van hun schoenveters"
- synoniem:
- ongedaan maken ,
- opener ,
- ontsluiting ,
- ondrager
3. A hand tool used for opening sealed containers (bottles or cans)
- synonym:
- opener
3. Een handgereedschap dat wordt gebruikt voor het openen van verzegelde containers ( flessen of blikjes )
- synoniem:
- opener
Examples of using
I sometimes use scissors as a can opener.
Ik gebruik soms een schaar als blikopener.