Translation meaning & definition of the word "oat" into Dutch language

noun

1. Annual grass of europe and north africa

• Grains used as food and fodder (referred to primarily in the plural: `oats')

synonym:
• oat

1. Jaarlijks gras van europa en noord-afrika

• Granen die als voedsel en voeder worden gebruikt (, voornamelijk in het meervoud genoemd: `haver ')

synoniem:
• haver

2. Seed of the annual grass avena sativa (spoken of primarily in the plural as `oats')

synonym:
• oat

2. Zaad van het jaarlijkse gras avena sativa ( voornamelijk gesproken in het meervoud als `haver ')

synoniem:
• haver