Tom was a nurse.
Tom was verpleegster.
She dreamed of becoming a nurse.
Ze droomde ervan verpleegster te worden.
He's not a doctor, but a nurse.
Hij is geen dokter, maar een verpleegster.
I would like to speak to the head nurse.
Ik wil graag de hoofdverpleegkundige spreken.
The nurse used a sphygmomanometer to check my blood pressure.
De verpleegster gebruikte een bloeddrukmeter om mijn bloeddruk te controleren.
"You have to take all this medicine to get better," said the nurse.
"Je moet al dit medicijn innemen om beter te worden", zei de verpleegster.
I found out that the woman I thought was a nurse was actually a doctor.
Ik kwam erachter dat de vrouw waarvan ik dacht dat het een verpleegster was, eigenlijk een dokter was.
She is not a nurse, but a doctor.
Ze is geen verpleegster, maar een arts.
She is a nurse.
Ze is verpleegster.
She became a nurse.
Ze werd verpleegster.
Her dream is to become a nurse.
Haar droom is om verpleegster te worden.
She has three sisters: one is a nurse and the others are teachers.
Ze heeft drie zussen: de een is verpleegster en de anderen zijn leraren.
I want to be a nurse.
Ik wil verpleegster worden.
I'm a nurse.
Ik ben verpleegster.
That nurse is very kind and polite.
Die verpleegster is erg aardig en beleefd.
The nurse cared for the patient very tenderly.
De verpleegkundige zorgde zeer teder voor de patiënt.
Nancy is a capable nurse.
Nancy is een bekwame verpleegster.
Do you have a doctor or nurse in this hotel?
Heeft u een arts of verpleegkundige in dit hotel?
The nurse will tell you how to do it.
De verpleegkundige zal u vertellen hoe u het moet doen.
A nurse took my temperature.
Een verpleegster nam mijn temperatuur op.
For free English to Dutch translation, utilize the Lingvanex translation apps.
We apply ultimate machine translation technology and artificial intelligence to offer a free Dutch-English online text translator.