Translation meaning & definition of the word "network" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "netwerk" in de Nederlandse taal
Network
[Netwerk]noun
1. An interconnected system of things or people
- "He owned a network of shops"
- "Retirement meant dropping out of a whole network of people who had been part of my life"
- "Tangled in a web of cloth"
- synonym:
- network ,
- web
1. Een onderling verbonden systeem van dingen of mensen
- "Hij bezat een netwerk van winkels"
- "Pensioen betekende dat ik een heel netwerk van mensen moest verlaten die deel uitmaakten van mijn leven"
- "Verstrikt in een web van stof"
- synoniem:
- netwerk ,
- web
2. (broadcasting) a communication system consisting of a group of broadcasting stations that all transmit the same programs
- "The networks compete to broadcast important sports events"
- synonym:
- network
2. ( uitzending ) een communicatiesysteem bestaande uit een groep omroepstations die allemaal dezelfde programma's verzenden
- "De netwerken strijden om belangrijke sportevenementen uit te zenden"
- synoniem:
- netwerk
3. An open fabric of string or rope or wire woven together at regular intervals
- synonym:
- net ,
- network ,
- mesh ,
- meshing ,
- meshwork
3. Een open stof van touw of touw of draad die met regelmatige tussenpozen aan elkaar is geweven
- synoniem:
- netto ,
- netwerk ,
- gaas ,
- betoverend ,
- meshwork
4. A system of intersecting lines or channels
- "A railroad network"
- "A network of canals"
- synonym:
- network
4. Een systeem van kruisende lijnen of kanalen
- "Een spoorwegnet"
- "Een netwerk van kanalen"
- synoniem:
- netwerk
5. (electronics) a system of interconnected electronic components or circuits
- synonym:
- network ,
- electronic network
5. ( elektronica ) een systeem van onderling verbonden elektronische componenten of circuits
- synoniem:
- netwerk ,
- elektronisch netwerk
verb
1. Communicate with and within a group
- "You have to network if you want to get a good job"
- synonym:
- network
1. Communiceren met en binnen een groep
- "Je moet netwerken als je een goede baan wilt krijgen"
- synoniem:
- netwerk