He's like a brother to me: the uncle's cousin's nephew of a friend of mine.
Hij is als een broer voor mij: de neef van de neef van de oom, een vriend van mij.
My nephew watched the animals in the zoo.
Mijn neefje keek naar de dieren in de dierentuin.
Today I picked up my four-year-old nephew from kindergarten.
Vandaag heb ik mijn neefje van vier opgehaald van de kleuterschool.
Can I marry my aunt's husband's nephew?
Mag ik trouwen met de neef van mijn tantes man?
My nephew is from Ethiopia. He is Ethiopian.
Mijn neefje komt uit Ethiopië. Hij is Ethiopisch.
My sister's son Jimmy is my favorite nephew.
De zoon van mijn zus Jimmy is mijn favoriete neefje.
John is my nephew.
John is mijn neefje.
A nephew is a son of one's brother or sister.
Een neef is een zoon van iemands broer of zus.
A nephew is a son of one's brother or sister.
Een neef is een zoon van iemands broer of zus.
For free English to Dutch translation, utilize the Lingvanex translation apps.
We apply ultimate machine translation technology and artificial intelligence to offer a free Dutch-English online text translator.