Translation meaning & definition of the word "neighbor" into Dutch language

noun

1. A person who lives (or is located) near another

synonym:
• neighbor
,
• neighbour

1. Een persoon die ( woont of zich ) in de buurt van een ander bevindt

synoniem:
• buurman

2. A nearby object of the same kind

• "Fort worth is a neighbor of dallas"

• "What is the closest neighbor to the earth?"

synonym:
• neighbor
,
• neighbour

2. Een nabijgelegen object van dezelfde soort

• "Fort worth is een buurman van dallas"

• "Wat is de naaste buur van de aarde?"

synoniem:
• buurman

verb

1. Live or be located as a neighbor

• "The neighboring house"

synonym:
• neighbor
,
• neighbour

1. Woon of word als een buurman gelokaliseerd

• "Het naburige huis"

synoniem:
• buurman

2. Be located near or adjacent to

• "Pakistan neighbors india"

synonym:
• neighbor
,
• neighbour

2. Gelegen zijn in de buurt van of grenzend aan

• "Pakistan grenst aan india"

synoniem:
• buurman

Examples of using

Tom is my next-door neighbor.

Tom is mijn buurman.

I'm your neighbor.

Ik ben je buurman.

I have a gay neighbor.

Ik heb een homoseksuele buurman.

I have a Muslim neighbor.

Ik heb een moslimbuurman.

Good day! You are our new neighbor, if I am not mistaken?

Goede dag! Jij bent onze nieuwe buurman, als ik me niet vergis?

Tom is Mary's neighbor.

Tom is Mary's buurman.

Tom shared a well with his neighbor.

Tom deelde een put met zijn buurman.

There is the neighbor Patočka.

Er is de buurman Patočka.

You are our new neighbor.

Jij bent onze nieuwe buurman.

My neighbor is planting new grass in his yard.

Mijn buurman plant nieuw gras in zijn tuin.

My neighbor was arrested last night.

Mijn buurman is gisteravond gearresteerd.

A close neighbor is better than a distant relative.

Een naaste buur is beter dan een verre verwant.

"I'll hang the sheets myself," the neighbor said. "It's not like they're that heavy."

"Ik hang de lakens zelf op', zei de buurman. "Zo zwaar zijn ze niet."

I found it difficult to get along with my neighbor.

Ik vond het moeilijk om met mijn buurman om te gaan.

She is a most gracious neighbor.

Ze is een zeer genadige buur.

She is our neighbor.

Ze is onze buurvrouw.

This journalist, whose article you were so interested in, is my neighbor.

Deze journalist, in wiens artikel je zo geïnteresseerd was, is mijn buurman.

Her neighbor will care for the children while she is away.

Haar buurvrouw zal voor de kinderen zorgen als ze weg is.

I had an interesting conversation with my neighbor.

Ik had een interessant gesprek met mijn buurman.

The country declared war against its neighbor.

Het land verklaarde de oorlog aan zijn buurman.