Examples of using
Tom sold his motorcycle to Mary.
Tom verkocht zijn motorfiets aan Mary.
Felipe has two cars and one motorcycle.
Felipe heeft twee auto's en één motorfiets.
Tom dismounted his motorcycle.
Tom zette zijn motor af.
Tom commutes to work by motorcycle.
Tom pendelt met de motor naar zijn werk.
Tom commutes to work on a motorcycle.
Tom pendelt naar een motorfiets.
I think it's highly unlikely that I'll ever see my stolen motorcycle again.
Ik denk dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat ik mijn gestolen motorfiets ooit nog zal zien.
Geoffrey, a highly advantaged student at a private college, bought a motorcycle and vanished with it.
Geoffrey, een zeer bevoorrechte student aan een privéschool, kocht een motorfiets en verdween ermee.
She can ride a motorcycle, not to mention a bicycle.
Ze kan motorrijden, om nog maar te zwijgen van een fiets.
She cannot ride a motorcycle, not to mention a bicycle.
Ze kan niet motorrijden, om nog maar te zwijgen van een fiets.
I have a car, a motorcycle, and 100 bicycles.
Ik heb een auto, een motorfiets en 100 fietsen.
My grandmother can ride a motorcycle, and what's more, a bicycle.
Mijn oma kan motorrijden, en bovendien een fiets.
I wish I could buy a motorcycle.
Ik wou dat ik een motorfiets kon kopen.
Why don't you have your motorcycle fixed up?
Waarom laat je je motorfiets niet repareren?
I don't know how much this motorcycle is.
Ik weet niet hoeveel deze motorfiets is.
Tom dismounted his motorcycle.
Tom zette zijn motor af.
I have a car, a motorcycle, and 2 bicycles.
Ik heb een auto, een motorfiets en 2 fietsen.
