Translation meaning & definition of the word "mono" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "mono" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Mono
[Mono]/moʊnoʊ/
noun
1. An acute disease characterized by fever and swollen lymph nodes and an abnormal increase of mononuclear leucocytes or monocytes in the bloodstream
- Not highly contagious
- Some believe it can be transmitted by kissing
- synonym:
- infectious mononucleosis ,
- mononucleosis ,
- mono ,
- glandular fever ,
- kissing disease
1. Een acute ziekte die wordt gekenmerkt door koorts en gezwollen lymfeklieren en een abnormale toename van mononucleaire leukocyten of monocyten in de bloedbaan
- Niet erg besmettelijk
- Sommigen geloven dat het kan worden overgedragen door te zoenen
- synoniem:
- infectieuze mononucleosis ,
- mononucleosis ,
- mono ,
- klierkoorts ,
- zoen ziekte
adjective
1. Designating sound transmission or recording or reproduction over a single channel
- synonym:
- mono ,
- monophonic ,
- single-channel
1. Aanduiding van geluidsoverdracht of opname of reproductie over een enkel kanaal
- synoniem:
- mono ,
- monofoon ,
- eenkanaals