Translation of "mobile" into Dutch

Mobile

IPA : /moʊbəl/

synonyms:

• wandering,
• fluid

Do you have mobile phones?

Heb je mobiele telefoons?

Do you have a mobile phone?

Heb je een mobiele telefoon?

He has four mobile phones.

Hij heeft vier mobiele telefoons.

I'm planning to buy a mobile phone tomorrow.

Ik ben van plan morgen een mobiele telefoon te kopen.

He's always losing his mobile.

Hij verliest altijd zijn mobiel.

Around half of middle-school students in Japan have mobile phones, but if you look at those in high school then 100% have them.

Ongeveer de helft van de middelbare scholieren in Japan heeft mobiele telefoons, maar als je kijkt naar degenen op de middelbare school, dan heeft 100% die.

Do you have mobile phones?

Heb je mobiele telefoons?

He's always losing his mobile.

Hij verliest altijd zijn mobiel.

Around half of middle-school students in Japan have mobile phones, but if you look at those in high school then 97% have them.

Ongeveer de helft van de middelbare scholieren in Japan heeft mobiele telefoons, maar als je kijkt naar degenen op de middelbare school, heeft 97% die.