Translation meaning & definition of the word "migrate" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "migreren" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Migrate
[Migreren]/maɪgret/
verb
1. Move from one country or region to another and settle there
- "Many germans migrated to south america in the mid-19th century"
- "This tribe transmigrated many times over the centuries"
- synonym:
- migrate ,
- transmigrate
1. Verhuizen van het ene land of de andere naar het andere en daar vestigen
- "Veel duitsers migreerden halverwege de 19e eeuw naar zuid-amerika"
- "Deze stam is door de eeuwen heen vele malen overgegaan"
- synoniem:
- migreren ,
- transmigreren
2. Move periodically or seasonally
- "Birds migrate in the winter"
- "The workers migrate to where the crops need harvesting"
- synonym:
- migrate
2. Verplaats periodiek of seizoensgebonden
- "Vogels migreren in de winter"
- "De arbeiders migreren naar waar de gewassen moeten worden geoogst"
- synoniem:
- migreren