Translation meaning & definition of the word "mentor" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "mentor" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Mentor
[Mentor]/mɛntɔr/
noun
1. A wise and trusted guide and advisor
- synonym:
- mentor ,
- wise man
1. Een wijze en vertrouwde gids en adviseur
- synoniem:
- mentor ,
- wijze man
verb
1. Serve as a teacher or trusted counselor
- "The famous professor mentored him during his years in graduate school"
- "She is a fine lecturer but she doesn't like mentoring"
- synonym:
- mentor
1. Dienen als leraar of vertrouwde raadgever
- "De beroemde professor begeleidde hem tijdens zijn jaren op de graduate school"
- "Ze is een goede docent, maar ze houdt niet van mentoring"
- synoniem:
- mentor