Translation meaning & definition of the word "melon" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "meloen" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Melon
[Meloen]/mɛlən/
noun
1. Any of numerous fruits of the gourd family having a hard rind and sweet juicy flesh
- synonym:
- melon
1. Een van de vele vruchten van de kalebasfamilie met een harde korst en zoet sappig vlees
- synoniem:
- meloen
2. Any of various fruit of cucurbitaceous vines including: muskmelons
- Watermelons
- Cantaloupes
- Cucumbers
- synonym:
- melon ,
- melon vine
2. Elk van de verschillende vruchten van cucurbitaceous wijnstokken, waaronder: muskmelons
- Watermeloenen
- Meloepen
- Komkommers
- synoniem:
- meloen ,
- meloen wijnstok
Examples of using
This melon will be good to eat tomorrow.
Deze meloen is morgen goed om te eten.
Cut the melon into six equal pieces.
Snijd de meloen in zes gelijke stukken.