Translation meaning & definition of the word "marker" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "marker" in Nederlandse taal
English⟶Dutch
Marker
[Marker]/mɑrkər/
noun
1. Some conspicuous object used to distinguish or mark something
- "The buoys were markers for the channel"
- synonym:
- marker
1. Een opvallend object dat wordt gebruikt om iets te onderscheiden of te markeren
- "De boeien waren markeringen voor het kanaal"
- synoniem:
- marker
2. A distinguishing symbol
- "The owner's mark was on all the sheep"
- synonym:
- marker ,
- marking ,
- mark
2. Een onderscheidend symbool
- "Het merkteken van de eigenaar was op alle schapen"
- synoniem:
- marker ,
- markering ,
- markeren
3. A writing implement for making a mark
- synonym:
- marker
3. Een schrijfwerktuig voor het maken van een merkteken
- synoniem:
- marker