Translation meaning & definition of the word "mandate" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "mandaat" in de Nederlandse taal
Mandate
[Mandaat]noun
1. A document giving an official instruction or command
- synonym:
- mandate ,
- authorization ,
- authorisation
1. Een document dat een officiële instructie of opdracht geeft
- synoniem:
- mandaat ,
- autorisatie
2. A territory surrendered by turkey or germany after world war i and put under the tutelage of some other european power until they are able to stand by themselves
- synonym:
- mandate ,
- mandatory
2. Een gebied dat na de eerste wereldoorlog door turkije of duitsland is ingeleverd en onder de voogdij van een andere europese macht is geplaatst totdat ze in staat zijn om alleen te staan
- synoniem:
- mandaat ,
- verplicht
3. The commission that is given to a government and its policies through an electoral victory
- synonym:
- mandate
3. De commissie die via een verkiezingsoverwinning aan een regering en haar beleid wordt gegeven
- synoniem:
- mandaat
verb
1. Assign under a mandate
- "Mandate a colony"
- synonym:
- mandate
1. Toewijzen onder een mandaat
- "Mandaat een kolonie"
- synoniem:
- mandaat
2. Make mandatory
- "The new director of the school board mandated regular tests"
- synonym:
- mandate
2. Verplicht stellen
- "De nieuwe directeur van het schoolbestuur heeft regelmatige tests opgelegd"
- synoniem:
- mandaat
3. Assign authority to
- synonym:
- mandate
3. Autoriteit toewijzen aan
- synoniem:
- mandaat