Translation meaning & definition of the word "manager" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "manager" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Manager
[Manager]/mænəʤər/
noun
1. Someone who controls resources and expenditures
- synonym:
- director ,
- manager ,
- managing director
1. Iemand die middelen en uitgaven controleert
- synoniem:
- directeur ,
- manager ,
- algemeen directeur
2. (sports) someone in charge of training an athlete or a team
- synonym:
- coach ,
- manager ,
- handler
2. ( sport ) iemand die verantwoordelijk is voor het trainen van een atleet of een team
- synoniem:
- coach ,
- manager ,
- handler
Examples of using
It's about time the manager was removed.
Het wordt hoog tijd dat de manager wordt verwijderd.
Tom's boss was a pedantic micro manager, who had to check every single thing Tom did.
Tom's baas was een pedante micromanager, die alles moest controleren wat Tom deed.
Tom's systematic problem-solving skills stood him in good stead for promotion to branch manager.
Tom's systematische probleemoplossende vaardigheden kwamen hem goed van pas voor promotie tot filiaalmanager.