Examples of using
Don't trust him. He's always lying. He lies about everything.
Vertrouw hem niet. Hij liegt altijd. Hij liegt over alles.
He was lying by intent.
Hij loog met opzet.
Everyone knows Tom is lying.
Iedereen weet dat Tom liegt.
Do you think Tom is lying?
Denk je dat Tom liegt?
Because he received no answer, he started running and shoved the ghost down the stairs, so that it rolled down ten steps and then remained motionless lying in the corner.
Omdat hij geen antwoord kreeg, begon hij te rennen en duwde de geest de trap af, zodat hij tien treden naar beneden rolde en vervolgens onbeweeglijk in de hoek bleef liggen.
Tom is lying in bed with a cold.
Tom ligt verkouden in bed.
Tom believes that Mary is lying.
Tom gelooft dat Mary liegt.
The factory has been lying idle for a year.
De fabriek ligt al een jaar stil.
There's no doubt that Tom is lying about it.
Het lijdt geen twijfel dat Tom erover liegt.
What are you lying around for? Go for a walk.
Waar lig je voor? Ga wandelen.
Tom was lying when he said he didn't know Mary.
Tom loog toen hij zei dat hij Mary niet kende.
When I came he was still lying in bed.
Toen ik kwam, lag hij nog steeds in bed.
I know when Tom is lying.
Ik weet wanneer Tom liegt.
I knew you were lying.
Ik wist dat je loog.
I knew he was lying.
Ik wist dat hij loog.
I have a feeling Tom is lying.
Ik heb het gevoel dat Tom liegt.
You were lying, weren't you?
Je loog, nietwaar?
I don't think you're lying.
Ik denk niet dat je liegt.
I wasn't lying.
Ik loog niet.
