Translation meaning & definition of the word "lumber" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "hout" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Lumber
[Lumber]/ləmbər/
noun
1. The wood of trees cut and prepared for use as building material
- synonym:
- lumber ,
- timber
1. Het hout van bomen gekapt en voorbereid voor gebruik als bouwmateriaal
- synoniem:
- timmerhout ,
- hout
2. An implement used in baseball by the batter
- synonym:
- baseball bat ,
- lumber
2. Een werktuig dat in honkbal wordt gebruikt door de slagman
- synoniem:
- honkbalknuppel ,
- timmerhout
verb
1. Move heavily or clumsily
- "The heavy man lumbered across the room"
- synonym:
- lumber ,
- pound
1. Verhuizen zwaar of onhandig
- "De zware man hing door de kamer"
- synoniem:
- timmerhout ,
- pond
2. Cut lumber, as in woods and forests
- synonym:
- log ,
- lumber
2. Hout hakken, zoals in bossen en bossen
- synoniem:
- log ,
- timmerhout
Examples of using
We need lumber to build a barn.
We hebben hout nodig om een schuur te bouwen.
Where can I buy lumber and nails?
Waar kan ik hout en spijkers kopen?