Lingvanex Tranalator

Translator for


translation app

Lingvanex - your universal translation app

Translator for

Download For Free

Translation meaning & definition of the word "life" into Dutch language

Vertaling betekenis & definitie van het woord "leven" in de Nederlandse taal

EnglishDutch

Life

[Leven]
/laɪf/

noun

1. A characteristic state or mode of living

  • "Social life"
  • "City life"
  • "Real life"
    synonym:
  • life

1. Een karakteristieke staat of levenswijze

  • "Sociaal leven"
  • "Stadsleven"
  • "Echt leven"
    synoniem:
  • leven

2. The experience of being alive

  • The course of human events and activities
  • "He could no longer cope with the complexities of life"
    synonym:
  • life
  • ,
  • living

2. De ervaring om te leven

  • Het verloop van menselijke evenementen en activiteiten
  • "Hij kon de complexiteit van het leven niet meer aan"
    synoniem:
  • leven

3. The course of existence of an individual

  • The actions and events that occur in living
  • "He hoped for a new life in australia"
  • "He wanted to live his own life without interference from others"
    synonym:
  • life

3. Het bestaan van een individu

  • De acties en gebeurtenissen die plaatsvinden in het leven
  • "Hij hoopte op een nieuw leven in australië"
  • "Hij wilde zijn eigen leven leiden zonder tussenkomst van anderen"
    synoniem:
  • leven

4. The condition of living or the state of being alive

  • "While there's life there's hope"
  • "Life depends on many chemical and physical processes"
    synonym:
  • animation
  • ,
  • life
  • ,
  • living
  • ,
  • aliveness

4. De levensomstandigheden of de staat van leven

  • "Terwijl er leven is, is er hoop"
  • "Het leven hangt af van veel chemische en fysische processen"
    synoniem:
  • animatie
  • ,
  • leven
  • ,
  • aliviteit

5. The period during which something is functional (as between birth and death)

  • "The battery had a short life"
  • "He lived a long and happy life"
    synonym:
  • life
  • ,
  • lifetime
  • ,
  • life-time
  • ,
  • lifespan

5. De periode waarin iets functioneel is ( tussen geboorte en dood )

  • "De batterij had een korte levensduur"
  • "Hij leefde een lang en gelukkig leven"
    synoniem:
  • leven
  • ,
  • levensduur
  • ,
  • levens

6. The period between birth and the present time

  • "I have known him all his life"
    synonym:
  • life

6. De periode tussen geboorte en heden

  • "Ik ken hem zijn hele leven"
    synoniem:
  • leven

7. The period from the present until death

  • "He appointed himself emperor for life"
    synonym:
  • life

7. De periode van heden tot overlijden

  • "Hij benoemde zichzelf tot keizer voor het leven"
    synoniem:
  • leven

8. A living person

  • "His heroism saved a life"
    synonym:
  • life

8. Een levend persoon

  • "Zijn heldendom heeft een leven gered"
    synoniem:
  • leven

9. Animation and energy in action or expression

  • "It was a heavy play and the actors tried in vain to give life to it"
    synonym:
  • liveliness
  • ,
  • life
  • ,
  • spirit
  • ,
  • sprightliness

9. Animatie en energie in actie of expressie

  • "Het was een zwaar toneelstuk en de acteurs probeerden er tevergeefs leven aan te geven"
    synoniem:
  • levendigheid
  • ,
  • leven
  • ,
  • geest
  • ,
  • oprechtheid

10. Living things collectively

  • "The oceans are teeming with life"
    synonym:
  • life

10. Dingen collectief leven

  • "De oceanen wemelen van het leven"
    synoniem:
  • leven

11. The organic phenomenon that distinguishes living organisms from nonliving ones

  • "There is no life on the moon"
    synonym:
  • life

11. Het organische fenomeen dat levende organismen onderscheidt van niet-levende

  • "Er is geen leven op de maan"
    synoniem:
  • leven

12. An account of the series of events making up a person's life

    synonym:
  • biography
  • ,
  • life
  • ,
  • life story
  • ,
  • life history

12. Een verslag van de reeks gebeurtenissen die iemands leven vormen

    synoniem:
  • biografie
  • ,
  • leven
  • ,
  • levensverhaal
  • ,
  • levensgeschiedenis

13. A motive for living

  • "Pottery was his life"
    synonym:
  • life

13. Een motief om te leven

  • "Aardewerk was zijn leven"
    synoniem:
  • leven

14. A prison term lasting as long as the prisoner lives

  • "He got life for killing the guard"
    synonym:
  • life sentence
  • ,
  • life

14. Een gevangenisstraf die duurt zolang de gevangene leeft

  • "Hij heeft leven omdat hij de bewaker heeft vermoord"
    synoniem:
  • levenslange gevangenisstraf
  • ,
  • leven

Examples of using

Tom retired from pubic life.
Tom trok zich terug uit het schaamleven.
Tom saved Mary's life.
Tom heeft Mary's leven gered.
Tom's life with Mary was no bed of roses.
Tom's leven met Mary was geen rozenbed.