Translation meaning & definition of the word "legless" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "legloos" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Legless
[Onbenulloos]/lɛgləs/
adjective
1. Not having legs
- "A legless man in a wheelchair"
- synonym:
- legless
1. Geen benen hebben
- "Een beenloze man in een rolstoel"
- synoniem:
- beenloos
Examples of using
Tom can't hold his drink and is usually legless after two or three.
Tom kan zijn drankje niet vasthouden en is na twee of drie meestal beenloos.