Examples of using
Remove the lamp from the table.
Haal de lamp uit de tafel.
Tom turned on the lamp.
Tom zette de lamp aan.
Tom turned on the table lamp.
Tom zette de tafellamp aan.
Tom turned on the small lamp on his bedside table.
Tom zette de kleine lamp op zijn nachtkastje aan.
I turned the lamp off and fell asleep.
Ik zette de lamp uit en viel in slaap.
The sun is the torch, the lamp of the universe; if it is situated in the central region it's because this is the best place to illuminate the planets.
De zon is de fakkel, de lamp van het universum; als het zich in het centrale gebied bevindt, komt dat omdat dit de beste plek is om de planeten te verlichten.
My sister didn't own up to breaking the lamp, instead she made up some story about aliens coming to Earth with the objective of destroying every piece of yellow furniture.
Mijn zus was niet van plan de lamp te breken, maar verzon een verhaal over buitenaardse wezens die naar de aarde kwamen met als doel elk stuk geel meubilair te vernietigen.
Not every lamp is magic.
Niet elke lamp is magisch.
There is a lamp on the ceiling.
Er zit een lamp aan het plafond.
I bought an old lamp.
Ik heb een oude lamp gekocht.
The lamp went out, and all was black.
De lamp ging uit en alles was zwart.
The light of the lamp glimmered in the fog.
Het licht van de lamp schitterde in de mist.
I'm going to sit on the bench over there, next to the street lamp.
Ik ga daar op de bank zitten, naast de straatlantaarn.
Tom turned on the table lamp.
Tom zette de tafellamp aan.
Tom turned on the small lamp on his bedside table.
Tom zette de kleine lamp op zijn nachtkastje aan.
