Translation meaning & definition of the word "knack" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "knack" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Knack
[Knack]/næk/
noun
1. A special way of doing something
- "He had a bent for it"
- "He had a special knack for getting into trouble"
- "He couldn't get the hang of it"
- synonym:
- bent ,
- knack ,
- hang
1. Een speciale manier om iets te doen
- "Hij had er een neiging voor"
- "Hij had een speciaal talent om in de problemen te komen"
- "Hij kon het niet onder de knie krijgen"
- synoniem:
- gebogen ,
- knack ,
- hangen
Examples of using
I am not an artist. I never had the knack for it.
Ik ben geen kunstenaar. Ik heb er nooit de gave voor gehad.