The king ruled on the island.
De koning regeerde op het eiland.
I had a jack, a king and three queens in my hand.
Ik had een boer, een koning en drie koninginnen in mijn hand.
Return and tell your king how the gods fought to our favor.
Keer terug en vertel je koning hoe de goden in onze gunst vochten.
I, the Preacher, was king over Israel in Jerusalem.
Ik, de Prediker, was koning over Israël in Jeruzalem.
The king is naked!
De koning is naakt!
In an old castle lived a king.
In een oud kasteel woonde een koning.
Eat breakfast like a king, lunch like a prince, and dinner like a pauper.
Eet ontbijt als een koning, lunch als een prins en diner als een pauper.
Once upon a time lived a king who had three daughters.
Er leefde eens een koning die drie dochters had.
He served his king faithfully.
Hij diende zijn koning trouw.
The king is dead, long live the king!
De koning is dood, lang leve de koning!
The king is dead, long live the king!
De koning is dood, lang leve de koning!
The king got undressed.
De koning kleedde zich uit.
He was a good king.
Hij was een goede koning.
Business first, pleasure arterwards, as King Richard the Third said wen he stabbed t'other king in the Tower, afore he smothered the babbies.
Eerst zaken doen, plezier naar achteren, zoals koning Richard de Derde zei toen hij de andere koning in de toren stak, voordat hij de babby's smoorde.
A king lived in an old castle.
Een koning woonde in een oud kasteel.
In the country of the blind, the one-eyed man is king.
In het land van de blinden is de eenogige man koning.
She treated him like a king.
Ze behandelde hem als een koning.
For free English to Dutch translation, utilize the Lingvanex translation apps.
We apply ultimate machine translation technology and artificial intelligence to offer a free Dutch-English online text translator.