Translation meaning & definition of the word "joint" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "gezamenlijk" in de Nederlandse taal
Joint
[Gezamenlijk]noun
1. (anatomy) the point of connection between two bones or elements of a skeleton (especially if it allows motion)
- synonym:
- joint ,
- articulation ,
- articulatio
1. ( anatomie ) het verbindingspunt tussen twee botten of elementen van een skelet ( vooral als het beweging ) mogelijk maakt
- synoniem:
- gezamenlijk ,
- articulatie ,
- articulatio
2. A disreputable place of entertainment
- synonym:
- joint
2. Een onbetwistbare plaats van entertainment
- synoniem:
- gezamenlijk
3. The shape or manner in which things come together and a connection is made
- synonym:
- articulation ,
- join ,
- joint ,
- juncture ,
- junction
3. De vorm of manier waarop dingen samenkomen en een verbinding wordt gemaakt
- synoniem:
- articulatie ,
- meedoen ,
- gezamenlijk ,
- verbinding ,
- knooppunt
4. A piece of meat roasted or for roasting and of a size for slicing into more than one portion
- synonym:
- roast ,
- joint
4. Een stuk vlees geroosterd of geroosterd en van een maat voor het snijden in meer dan één portie
- synoniem:
- gebraden ,
- gezamenlijk
5. Junction by which parts or objects are joined together
- synonym:
- joint
5. Kruising waardoor delen of objecten met elkaar zijn verbonden
- synoniem:
- gezamenlijk
6. Marijuana leaves rolled into a cigarette for smoking
- synonym:
- joint ,
- marijuana cigarette ,
- reefer ,
- stick ,
- spliff
6. Marihuanabladeren in een sigaret gerold om te roken
- synoniem:
- gezamenlijk ,
- marihuanasigaret ,
- reefer ,
- stok ,
- spliff
verb
1. Fit as if by joints
- "The boards fit neatly"
- synonym:
- joint
1. Passen als door gewrichten
- "De planken passen netjes"
- synoniem:
- gezamenlijk
2. Provide with a joint
- "The carpenter jointed two pieces of wood"
- synonym:
- joint ,
- articulate
2. Voorzien van een joint
- "De timmerman heeft twee stukken hout samengevoegd"
- synoniem:
- gezamenlijk ,
- gearticuleerd
3. Fasten with a joint
- synonym:
- joint
3. Vastmaken met een voeg
- synoniem:
- gezamenlijk
4. Separate (meat) at the joint
- synonym:
- joint
4. Afzonderlijk ( vlees ) in het gewricht
- synoniem:
- gezamenlijk
adjective
1. United or combined
- "A joint session of congress"
- "Joint owners"
- synonym:
- joint
1. Verenigd of gecombineerd
- "Een gezamenlijke congresbijeenkomst"
- "Mede-eigenaren"
- synoniem:
- gezamenlijk
2. Affecting or involving two or more
- "Joint income-tax return"
- "Joint ownership"
- synonym:
- joint
2. Twee of meer beïnvloeden of betrekken
- "Gezamenlijke aangifte inkomstenbelasting"
- "Gezamenlijk eigendom"
- synoniem:
- gezamenlijk
3. Involving both houses of a legislature
- "A joint session of congress"
- synonym:
- joint
3. Waarbij beide huizen van een wetgever betrokken zijn
- "Een gezamenlijke congresbijeenkomst"
- synoniem:
- gezamenlijk