Translation meaning & definition of the word "jab" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "jab" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Jab
[Jab]/ʤæb/
noun
1. A sharp hand gesture (resembling a blow)
- "He warned me with a jab with his finger"
- "He made a thrusting motion with his fist"
- synonym:
- jab ,
- jabbing ,
- poke ,
- poking ,
- thrust ,
- thrusting
1. Een scherp handgebaar ( dat een klap ) weer in elkaar zet
- "Hij waarschuwde me met een prik met zijn vinger"
- "Hij maakte een stuwende beweging met zijn vuist"
- synoniem:
- prik ,
- prikken ,
- porren ,
- stuwkracht ,
- stoten
2. A quick short straight punch
- synonym:
- jab
2. Een snelle korte rechte stoot
- synoniem:
- prik
3. The act of touching someone suddenly with your finger or elbow
- "She gave me a sharp dig in the ribs"
- synonym:
- dig ,
- jab
3. Het plotseling aanraken van iemand met je vinger of elleboog
- "Ze heeft me scherp in de ribben gegraven"
- synoniem:
- graven ,
- prik
verb
1. Poke or thrust abruptly
- "He jabbed his finger into her ribs"
- synonym:
- jab ,
- prod ,
- stab ,
- poke ,
- dig
1. Porren of abrupt stoten
- "Hij stak zijn vinger in haar ribben"
- synoniem:
- prik ,
- prod ,
- steken ,
- porren ,
- graven
2. Strike or punch with quick and short blows
- synonym:
- jab
2. Slaan of slaan met snelle en korte slagen
- synoniem:
- prik
3. Stab or pierce
- "He jabbed the piece of meat with his pocket knife"
- synonym:
- stab ,
- jab
3. Steken of doorboren
- "Hij prikte met zijn zakmes over het stuk vlees"
- synoniem:
- steken ,
- prik