Translation meaning & definition of the word "interruption" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "onderbreking" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Interruption
[Onderbreking]/ɪntərəpʃən/
noun
1. An act of delaying or interrupting the continuity
- "It was presented without commercial breaks"
- "There was a gap in his account"
- synonym:
- break ,
- interruption ,
- disruption ,
- gap
1. Een handeling van het vertragen of onderbreken van de continuïteit
- "Het werd gepresenteerd zonder reclameblokken"
- "Er was een leemte in zijn account"
- synoniem:
- breken ,
- onderbreking ,
- verstoring ,
- kloof
2. Some abrupt occurrence that interrupts an ongoing activity
- "The telephone is an annoying interruption"
- "There was a break in the action when a player was hurt"
- synonym:
- interruption ,
- break
2. Een abrupt voorval dat een lopende activiteit onderbreekt
- "De telefoon is een vervelende onderbreking"
- "Er was een pauze in de actie toen een speler gewond raakte"
- synoniem:
- onderbreking ,
- breken
3. A time interval during which there is a temporary cessation of something
- synonym:
- pause ,
- intermission ,
- break ,
- interruption ,
- suspension
3. Een tijdsinterval waarin iets tijdelijk wordt stopgezet
- synoniem:
- pauze ,
- breken ,
- onderbreking ,
- schorsing