Translation meaning & definition of the word "insured" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "verzekerd" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Insured
[Verzekerd]/ɪnʃʊrd/
noun
1. A person whose interests are protected by an insurance policy
- A person who contracts for an insurance policy that indemnifies him against loss of property or life or health etc.
- synonym:
- insured ,
- insured person
1. Een persoon wiens belangen worden beschermd door een verzekering
- Een persoon die een verzekering afsluit die hem vrijwaart tegen verlies van eigendom of leven of gezondheid enz.
- synoniem:
- verzekerd ,
- verzekerde
adjective
1. Covered by insurance
- "An insured risk"
- "All members of the film cast and crew are insured"
- synonym:
- insured
1. Gedekt door een verzekering
- "Een verzekerd risico"
- "Alle leden van de filmcast en crew zijn verzekerd"
- synoniem:
- verzekerd
Examples of using
Tom couldn't get his car insured because he had had six accidents in three years, all of which had been his fault.
Tom kon zijn auto niet verzekerd krijgen omdat hij in drie jaar tijd zes ongevallen had gehad, wat allemaal zijn schuld was.
Tom's life is insured for three hundred thousand dollars.
Tom's leven is verzekerd voor driehonderdduizend dollar.
Are you insured?
Ben je verzekerd?