Translation meaning & definition of the word "insure" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "verzeker" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Insure
[Verzeker]/ɪnʃʊr/
verb
1. Be careful or certain to do something
- Make certain of something
- "He verified that the valves were closed"
- "See that the curtains are closed"
- "Control the quality of the product"
- synonym:
- see ,
- check ,
- insure ,
- see to it ,
- ensure ,
- control ,
- ascertain ,
- assure
1. Wees voorzichtig of zeker om iets te doen
- Zorg ergens voor
- "Hij heeft geverifieerd dat de kleppen gesloten waren"
- "Zorg ervoor dat de gordijnen gesloten zijn"
- "Controle van de kwaliteit van het product"
- synoniem:
- zien ,
- controleren ,
- verzekeren ,
- zorg ervoor ,
- ervoor zorgen ,
- controle ,
- vaststellen
2. Make certain of
- "This nest egg will ensure a nice retirement for us"
- "Preparation will guarantee success!"
- synonym:
- guarantee ,
- ensure ,
- insure ,
- assure ,
- secure
2. Zorgen
- "Dit nestei zorgt voor een mooi pensioen voor ons"
- "Voorbereiding garandeert succes!"
- synoniem:
- garantie ,
- ervoor zorgen ,
- verzekeren ,
- veilig
3. Protect by insurance
- "The insurance won't cover this"
- synonym:
- cover ,
- insure ,
- underwrite
3. Beschermen door verzekering
- "De verzekering dekt dit niet"
- synoniem:
- dekking ,
- verzekeren ,
- onderschrijven
4. Take out insurance for
- synonym:
- insure
4. Verzekering afsluiten
- synoniem:
- verzekeren