Translation meaning & definition of the word "inseparable" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "onafscheidelijk" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Inseparable
[Onafscheidelijk]/ɪnsɛpərəbəl/
adjective
1. Not capable of being separated
- "Inseparable pieces of rock"
- synonym:
- inseparable
1. Niet in staat om gescheiden te worden
- "Onafscheidelijke stukjes steen"
- synoniem:
- onafscheidelijk
Examples of using
They soon became inseparable.
Ze werden al snel onafscheidelijk.
They are inseparable.
Ze zijn onafscheidelijk.
He and I have been inseparable friends since our student days.
Hij en ik zijn sinds onze studententijd onafscheidelijke vrienden.