Translation meaning & definition of the word "infer" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "infer" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Infer
[Infer]/ɪnfər/
verb
1. Reason by deduction
- Establish by deduction
- synonym:
- deduce ,
- infer ,
- deduct ,
- derive
1. Reden door aftrek
- Vaststellen door aftrek
- synoniem:
- afleiden ,
- aftrekken
2. Draw from specific cases for more general cases
- synonym:
- generalize ,
- generalise ,
- extrapolate ,
- infer
2. Putten uit specifieke gevallen voor meer algemene gevallen
- synoniem:
- generaliseren ,
- extrapoleren ,
- afleiden
3. Conclude by reasoning
- In logic
- synonym:
- deduce ,
- infer
3. Afsluiten met redenering
- In logica
- synoniem:
- afleiden
4. Guess correctly
- Solve by guessing
- "He guessed the right number of beans in the jar and won the prize"
- synonym:
- guess ,
- infer
4. Correct raden
- Oplossen door te raden
- "Hij raadde het juiste aantal bonen in de pot en won de prijs"
- synoniem:
- denk ,
- afleiden
5. Believe to be the case
- "I understand you have no previous experience?"
- synonym:
- understand ,
- infer
5. Denk dat dit het geval is
- "Ik begrijp dat je geen eerdere ervaring hebt?"
- synoniem:
- begrijpen ,
- afleiden