Translation meaning & definition of the word "infected" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "geïnfecteerd" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Infected
[Geïnfecteerd]/ɪnfɛktɪd/
adjective
1. Containing or resulting from disease-causing organisms
- "A septic sore throat"
- "A septic environment"
- "Septic sewage"
- synonym:
- septic ,
- infected
1. Bevattende of het gevolg zijn van ziekteverwekkende organismen
- "Een septische keelpijn"
- "Een septische omgeving"
- "Septisch afvalwater"
- synoniem:
- septisch ,
- besmet
Examples of using
The hospital quarantined the infected patients to avoid cross infection.
Het ziekenhuis heeft de geïnfecteerde patiënten in quarantaine geplaatst om kruisbesmetting te voorkomen.
A virus infected Tom's computer.
Een virus heeft de computer van Tom besmet.
It's not clear whether the cucumber infected the people, or if the people infected the cucumber.
Het is niet duidelijk of de komkommer de mensen heeft besmet of dat de mensen de komkommer hebben besmet.