Translation meaning & definition of the word "impose" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "opleggen" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Impose
[Impose]/ɪmpoʊz/
verb
1. Compel to behave in a certain way
- "Social relations impose courtesy"
- synonym:
- enforce ,
- impose
1. Dwingen zich op een bepaalde manier te gedragen
- "Sociale relaties leggen hoffelijkheid op"
- synoniem:
- afdwingen ,
- opleggen
2. Impose something unpleasant
- "The principal visited his rage on the students"
- synonym:
- inflict ,
- bring down ,
- visit ,
- impose
2. Iets onaangenaams opleggen
- "De directeur bezocht zijn woede bij de studenten"
- synoniem:
- toebrengen ,
- naar beneden halen ,
- bezoek ,
- opleggen
3. Impose and collect
- "Levy a fine"
- synonym:
- levy ,
- impose
3. Opleggen en verzamelen
- "Leuk een boete"
- synoniem:
- heffing ,
- opleggen
Examples of using
We should not impose our opinions on other people.
We mogen onze mening niet aan andere mensen opleggen.